Een andere kijk op conflict

Een visie is altijd gekleurd door de bril waarmee we naar de werkelijkheid kijken. Wie conflict benadert als een proces dat voortkomt uit stressreacties op gefrustreerde behoeften, vindt houvast in drie complementaire denkkaders: de existentiële fenomenologie, de zelfdeterminatietheorie en de polyvagaaltheorie. Samen vormen zij de bouwstenen voor een holistische benadering van conflicten.

Drie bouwstenen

Existentiële fenomenologie is een filosofische stroming die de directe menselijke ervaring onderzoekt. Ze focust op hoe mensen hun werkelijkheid beleven en welke betekenissen ze daaraan toekennen. Deze stroming verbindt het existentialisme van onder anderen Kierkegaard en Sartre met de fenomenologie van Husserl.

De zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan) stelt dat mensen drie fundamentele psychologische behoeften hebben: autonomie, verbondenheid en competentie. Wanneer één of meerdere van deze behoeften worden gefrustreerd, ontstaat stress. Die stress kan zich manifesteren in spanningen en conflicten.

De polyvagaaltheorie (Porges) legt uit hoe ons autonome zenuwstelsel reageert op bedreiging of onveiligheid. Vechten, vluchten of bevriezen zijn instinctieve reacties, geen bewuste strategieën. Wie zich veilig voelt, kan in contact blijven en afstemmen. Wie zich onveilig voelt, verliest dat vermogen. Begrip van deze fysiologie helpt om conflicten te de-escaleren en communicatie te herstellen.

Een holistische visie op conflict erkent dat spanningen zich op meerdere niveaus tegelijk voordoen: cognitief, affectief, fysiologisch en relationeel. Die spanningen ontstaan in contexten van onderlinge afhankelijkheid – de gemeenschappelijkheid.

De gemeenschappelijkheid

Hoewel velen erkennen dat dé waarheid niet bestaat, blijft de eigen beleving van die waarheid vaak het vertrekpunt van conflicten. Het idee dat wat we waarnemen misschien niet de ‘ware’ werkelijkheid is, voelt ongemakkelijk. Toch oriënteren mensen zich in interacties voortdurend op hun persoonlijke referentiekader.

Elke gedeelde werkelijkheid is een mozaïek van individuele perspectieven. Die gedeeldheid heeft zowel een existentiële component (de feitelijke omstandigheden) als een fenomenologische (de manier waarop mensen die omstandigheden ervaren). Zelfs als mensen samen in dezelfde ruimte iets meemaken, beleven ze dat niet noodzakelijk op dezelfde manier. In harmonieuze relaties vormt dat zelden een probleem. Maar zodra de relatie onder druk komt, worden die verschillen uitvergroot en tot obstakels.

Elke gemeenschappelijkheid veronderstelt ongeschreven of expliciete spelregels: verwachtingen over gedrag, omgangsvormen en onderlinge verhoudingen. Die regels definiëren de grenzen van autonomie en verbondenheid. Conflicten ontstaan vaak wanneer iemand die grenzen overschrijdt – of wanneer er onenigheid bestaat over wat die grenzen precies zijn.

Grensoverschrijding begint waar mensen proberen het gedrag van de ander te controleren. Dat kan via sancties of beloningen, via schuld of schaamte, of door verantwoordelijkheid toe te wijzen. Wie de macht heeft om consequenties op te leggen, bepaalt hoe de ander de werkelijkheid ‘moet’ zien. Fysieke macht uit zich in negeren, uitsluiten of isoleren. Psychologische macht gebruikt framing, medicalisering, ridiculisering of ontmenselijking. Verbaal geweld is het psychologische equivalent van fysiek geweld: manipulatie in plaats van slagen.

Verbondenheid

Samenleven vraagt om kwaliteitsvolle relaties. Die ontstaan niet vanzelf, maar via afstemming, communicatie en wederzijdse erkenning. In formele contexten – zoals arbeidsorganisaties – liggen de gezagsverhoudingen vaak vast in organogrammen. In informele relaties gebeurt sturing via onderlinge dynamiek.

Mensen verlangen naar erkenning: het gevoel gezien en gehoord te worden zoals men gezien en gehoord wíl worden. Dat verlangen is evolutionair ingebed. Pro-sociaal gedrag – rechtvaardigheid, eerlijkheid, evenwaardigheid – is niet louter cultureel, maar ook biologisch gefundeerd.

Wanneer relaties onder druk staan, wordt het moeilijker om in verbinding te blijven. De activatie van ons sympathisch zenuwstelsel zet aan tot actie: we proberen de verbinding te herstellen, te controleren of te verbreken. Als die beweging mislukt, ontstaat conflict.

Handelingsvermogen en autonomie

Autonomie betekent niet alleen vrijheid, maar ook het vermogen om invloed uit te oefenen op betekenisvolle situaties. Wanneer mensen ervaren dat hun keuzes worden ingeperkt, ontstaat frustratie. En wanneer ze geen invloed meer hebben op de gevolgen van hun keuzes, voelen ze zich machteloos.

De polyvagaaltheorie maakt duidelijk dat ons handelingsvermogen niet altijd beschikbaar is. Bij stress reageren we instinctief: vechten, vluchten of bevriezen. Al die reacties hebben impact op de ander. Ook vermijdend gedrag kan de ander dwingen of verlammen. Wie communicatie afblokt, ontneemt de ander de mogelijkheid tot afstemming – en dus tot autonomie. In een gedeelde context is dat een krachtige manier om de ander uit te schakelen.

Deze framing is vaak subtiel: vluchten roept medelijden op, vechten roept weerstand op. Toch kunnen beide strategieën even destructief zijn, afhankelijk van de context. Uiteindelijk ontnemen ze de ander het vermogen om zelf zinvolle keuzes te maken.

Een gedwongen keuze

Conflicten escaleren vaak wanneer het niet lukt om een nieuwe invulling te geven aan de verbinding. Tegelijk ervaren mensen het verlaten van de gedeelde context zelden als een vrije keuze. De werkvloer, het ouderschap of een langdurige relatie vormen structuren van onderlinge afhankelijkheid. In zulke contexten is afstand nemen niet vanzelfsprekend – emotioneel, praktisch of moreel.

Zelfs als communicatie stopt, blijft de relatie bestaan. Elke vorm van interactie laat sporen na in het geheugen, in verwachtingen, in impliciete loyaliteiten. Wie verdere communicatie weigert, verbreekt niet alleen het contact, maar ontkent ook de gedeelde geschiedenis. Daarmee ontneemt hij of zij de ander het recht op interpretatie.

Toch kan het legitiem zijn om afstand te nemen – mits er afstemming is over de betekenis daarvan. Waar die afstemming ontbreekt, ontstaat framing: de ander wordt tot karikatuur gereduceerd. Hij is dan ‘te gevoelig’, ‘een narcist’, ‘onprofessioneel’. De eigen rol in het conflict verdwijnt uit beeld.

De mediator als autoriteit

In elke relatie gelden spelregels – expliciet of impliciet. Wanneer die spelregels ontbreken of niet meer worden nageleefd, ontstaat conflict. De bemiddelaar heeft als taak om een nieuw kader te creëren, met gedeelde afspraken over gedrag, communicatie en verantwoordelijkheid.

Dat vraagt meer dan het begeleiden van gesprekken. De bemiddelaar belichaamt een morele autoriteit. Niet door oordeel of macht, maar door het mogelijk maken van veilige, betekenisvolle dialoog. In die ruimte kunnen verschillen erkend worden zonder uitsluiting. Zo kan gemeenschappelijkheid opnieuw vorm krijgen, niet door uniformiteit, maar via erkende verscheidenheid.

Tot slot: conflict als gelaagde realiteit

Conflicten zijn zelden eendimensionaal. Ze spelen zich af op het kruispunt van autonomie en verbondenheid, van biologie en cultuur, van verleden en toekomst. Ze zijn juridisch, psychologisch, sociaal en existentieel tegelijk.

Een holistische visie op conflict doet recht aan die complexiteit. Ze nodigt uit om mensen te erkennen in hun beleving, zonder die beleving te reduceren tot een positie of een diagnose. Ze vraagt om bemiddeling als ethisch gedragen praktijk, waarin mensen opnieuw kunnen afstemmen – niet ondanks hun verschil, maar dankzij.

Alleen in die afstemming ontstaat een gedeelde werkelijkheid. En alleen in die werkelijkheid wordt samenwerking weer mogelijk.

 

Wil je leren hoe je deze inzichten zelf kan inzetten bij het faciliteren van lastige gesprekken? In deze e-learning leer je hoe verbale aikido kan helpen om het gesprek in evenwicht te brengen.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.